Het gedrag van mensen is uitermate complex. Ik dacht er vandaag aan toen ik in de supermarkt was. Een groot bord dat zegt ‘kom alleen boodschappen doen’. In de vijftien minuten dat ik in de winkel was, zag ik zeker acht personen, vergezeld van een volwassen metgezel gezellig keuvelend en discussiërend bij de zuivelafdeling, het brood en de groente-afdeling. Bij de kassa stonden mensen zo ongeveer tegen mij aan. Er borrelde een ongemakkelijk gevoel bij mij op: al sinds maart van dit jaar werk ik net als vele ‘keurige, gehoorzame’ werkenden braaf thuis. Ik houd afstand, ik draag een mondkapje, was mijn handen en houd me aan alle overige regels. Ook nu met Kerst: max drie gasten. Ongezelligheid ten top. Sneu voelt het. Ik dacht vanmiddag: ‘wat maakt nu dat ik me wel aan de regels houd en gelukkig velen met mij, maar een volhardende groep ongehoorzame, ‘domme figuren’ niet?’ Dan besef ik dat ethisch gedrag niet met regels is af te dwingen. En waarom komt dan het woord ‘moraal’ in mij op? En dan weet ik weer dat mijn moraal mijn fundamentele opvattingen weerspiegelt over hoe mensen met elkaar om horen te gaan. Het is mijn ideaal dat ik wil zien. Mijn gekleurde waardering, mijn subjectieve oordeel over mensen die zich anders gedragen dan ik. Mijn morele oordeel is helemaal niet gebaseerd op feiten. Ik dacht aan de metafoor van de ui. Mijn geïnternaliseerde wereldbeeld over ‘hoe het moet zijn’. Gevormd door normen en waarden door mijn opvoeding en door socialisatie. Daardoor conformeer ik me aan regels en conventies. Maar wat als de kern van de ui uit een heel ander wereldbeeld bestaat? Dan gelden dito waarden, regels en gedrag. Situatie verklaard, het zij hen vergeven.